In het begin was ik niet een van de deelnemers aan dit project, maar mijn vrouw wel. Zij was de leider van haar zelfhulpgroep, maar na enkele dagen trok haar assistent zich terug, zodat zij alleen achterbleef met al het werk. Waardoor ze bezig was om geld in te zamelen en het financiële verslag voor te leggen aan de leden. Dus besloot ik haar te helpen door een deel van het werk op me te nemen, omdat ze in verwachting was. Ik deed dit omdat ik vond dat de activiteiten van het project erg interessant waren en een impact hebben op onze gemeenschap.
Ik verwachtte opgenomen te worden in de directe begunstigden van het project.
Ja, er is enige ervaring met GBViolence bij de leden, maar buiten de kerk. Er zijn enkele gevallen van verkrachting en gedwongen huwelijken in onze gemeenschappen.
Ja, heel erg, want de kerk is bedoeld als voorbeeld in de gemeenschap en we hebben leden die nog steeds ongelijkheid ervaren.
Ik heb niet deelgenomen aan de training (SGBV en IGA), maar wat ik van het symposium heb geleerd is dat we allemaal gelijk zijn en dat wij mannen onze vrouwen moeten steunen in hun pogingen om een bijdrage te leveren. Ik heb ook geleerd dat ik mijn vrouw kan helpen met huishoudelijke taken en haar kleine inkomensgenererende activiteiten kan ondersteunen. Nu kan ik mijn vrouw in de ogen kijken en zij kan hetzelfde doen, ik kan onze baby dragen en zelfs helpen met het huishoudelijke werk.
Voor nu hoop ik dat al onze leden gelijk behandeld zullen worden en wij (mannen en geloofsleiders) hebben een grote rol in dit proces. We moeten hier dus regelmatig voor toegerust worden.
Mwadjuma komt uit een gezin van zeven kinderen, van zeven verschillende vaders. Haar moeder is nooit getrouwd geweest. Toen Mwadjuma 12 jaar was overleed haar moeder en bleef ze met haar zes broertjes en zusjes achter in slechte omstandigheden. Daardoor overleden na verloop van tijd al haar broertjes en zusjes en bleef ze alleen over.
De eigenaar van een restaurant nam haar onder zijn hoede. Ze mocht in zijn restaurant werken in ruil voor eten en een slaapplek. Toen ze 16 jaar oud was, werd Mwadjuma verkracht door de zoon van de restauranteigenaar. Iedereen wist het, maar niemand zei iets. Ook Mwadjuma hield zich stil, omdat ze bang was dat ze anders weggestuurd zou worden. Na drie maanden ontdekte ze dat ze zwanger was. Toen ze zeven maanden zwanger was, vertrok ze naar Mubambiro, een Pygmee-gemeenschap, die haar hielp bij de bevalling.
Helaas was er bij de Pygmee-gemeenschap geen manier om aan inkomsten te komen, dus besloot Mwadjuma terug te gaan naar het restaurant. Ook daar voelde ze zich niet veilig en dus vertrok ze naar de stad Goma om een baan te zoeken. Haar zoon moest ze noodgedwongen achterlaten bij het restaurant.
In Goma vond Mwadjuma een baantje als oppas, maar telkens als ze met andere kinderen omging dacht ze aan haar zoon. Op een dag ging ze op bezoek bij haar zoon, toen ze onderweg op klaarlichte dag vastgehouden werd en door drie jongens meegenomen werd naar een huis. De eigenaar van het huis verkrachtte haar daar. Mwadjuma was bang en beschaamd en besloot bij deze man te blijven. Ze trouwde met haar verkrachter en kreeg nog negen kinderen met hem. Hij was taxichauffeur en had een goedlopend bedrijf. Er was genoeg te eten voor de kinderen, maar Mwadjuma’s man kleineerde haar en bespotte haar, omdat ze geen maagd meer was toen hij haar verkrachtte. Vanwege het goedlopende bedrijf van haar man verhuisde het gezin naar Goma. Daar begon haar man andere vrouwen te zien. Soms nam hij ze zelfs mee naar huis.
Op een dag brak er oorlog uit in het gebied rondom Goma. De stad werd ’s nachts aangevallen en veroverd door rebellen. Die nacht was Mwadjuma’s man niet thuis. De rebellen kwamen haar huis binnen, ze mishandelden Mwadjuma en verkrachtten haar waar haar kinderen bij waren en lieten haar zwaargewond achter. Haar zoon belde het wijkhoofd en die bracht haar naar de medische hulp. Toen Mwadjuma’s man daar aankwam en ontdekte wat er met haar gebeurd was, zei hij tegen haar dat hij niet langer bij haar kon blijven. Hij pakte zijn spullen en vertrok. Hij liet Mwadjuma met haar tien kinderen achter.
Een zware periode brak aan waarin Mwadjuma alleen voor haar tien kinderen moest zorgen, zonder inkomsten. In die periode werd zij door het project van de Anglicaanse kerk van Republiek Congo (EAC-Goma) geselecteerd om mee te doen, samen met nog 120 andere mensen uit haar wijk. Ze kreeg onderwijs over gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en de strafbaarheid van geweld tegen vrouwen. Ook leerde ze een eigen bedrijfje op te zetten en werd ze lid van een zelfhulpgroep. Deze groep voelt als een familie voor haar. Ze komen wekelijks bij elkaar en ze steunen elkaar met de bedrijfjes die ze hebben opgezet. Met haar bedrijfje kan ze voorzien in haar levensonderhoud en zorgen voor haar tien kinderen. In de zelfhulpgroep sparen ze samen door een deel van de winst uit de bedrijfjes in te leggen. Dit geld kan aan een van de leden van de groep worden uitgeleend, waardoor diegene een investering kan doen in haar bedrijf. Door haar deelname heeft Mwadjuma weer hoop gekregen.
Mwadjuma getuigt dat God haar nooit heeft verlaten, ondanks alle ellende die ze heeft meegemaakt. Hij heeft zoveel gedaan in haar leven. God heeft haar beschermd als enige overlevende van haar gezin. Hij beschermde haar tijdens haar eerste zwangerschap en de bevalling in moeilijke omstandigheden, en ook nu zorgt hij voor haar en haar tien kinderen.